vrijdag 3 april 2015

Foute vragen in het sociale domein

We zitten midden in de decentralisaties van het sociale domein. Gemeenten zijn druk bezig om de nieuwe verantwoordelijkheid goed te gaan regelen. Daarnaast bezuinigt het rijk om de sociale voorzieningen. Het is goed dat hier een openbaar debat over wordt gevoerd. Maar vaak worden in deze debatten wel de verkeerde vragen gesteld. En zoals we allemaal weten: een goed antwoord begint met een goede vraag.



Afgelopen week kwamen twee discussies op mijn pad die binnen dit debat plaatsvonden en dit goed illustreren.

De eerste discussie ging over hulp in de huishouding. De vraag die werd gesteld was: "Kunt u in 1 1/2 uur uw huis schoonmaken?". De aanleiding was dat sommige gemeenten de ondersteuning voor huishoudelijke hulp van 3 naar 1 1/2 uur terugbrengen. Maar deze vraag is niet relevant. De juiste vraag is: "Kunt u met 1 1/2 uur ondersteuning het verder zelf redden of organiseren?"

De tweede discussie ging over bezuinigingen op de dagbesteding. Vooral het vervoer er naartoe wordt minder vaak betaald. Ook wordt soms het aanbod van activiteiten verkleind. De vraag die werd gesteld was: "Hoe kun je nu de vergoeding voor vervoer intrekken voor mensen die het niet zelf kunnen betalen?" Maar deze vraag is niet relevant. De juiste vraag is: "Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er toch vervoer geregeld wordt zonder dat het door de gemeente wordt betaald of op zijn minst goedkoper wordt?"

Laat ik voorop stellen dat niet iedereen voor zichzelf kan zorgen. Er zijn echt situaties waarin iemand, buiten zijn eigen schuld, hulp nodig heeft. En die hulp moet er ook zijn. Dat staat wat mij betreft niet ter discussie. De vraag die veel belangrijker is, is: "wie gaat die hulp leveren of betalen?". En: "Hoeveel ondersteuning heeft iemand nu echt nodig?"

We zijn in onze verzorgingsstaat gewend geraakt dat de overheid dit moet betalen. Maar de overheid betaalt niets. Het zijn de belastingbetalers die het betalen. Dat betekent dat wij het dan met z'n allen betalen. Dat heeft echter tot gevolg dat we wel belasting moeten heffen en dat vinden wij met z'n allen niet leuk.

Het regelen via de overheid heeft ook tot gevolg dat de afstand tussen de betaler en degene die hulp ontvangt heel groot wordt. Het is een anonieme relatie geworden. Het effect hiervan is dat we langzamerhand zijn gaan eisen dat we hulp krijgen. We vinden dat we er recht op hebben; ook als we het ook wel zelf kunnen organiseren.

Een ander effect van het regelen via de overheid is dat er regels moeten komen. Regels die misbruik moeten voorkomen. Regels die willekeur door ambtenaren, belast met de toewijzing, moeten voorkomen. Maar regels zorgen er altijd voor dat sommigen meer krijgen dan ze eigenlijk nodig hebben, omdat anderen in dezelfde doelgroep wel meer nodig hebben. Meer regels zorgen er ook voor dat sommigen iets niet krijgen, omdat ze niet aan de criteria van de regels voldoen, terwijl ze er (vanuit de geest van de regels) wel recht op zouden moeten hebben. Omdat het laatste makkelijker de voorpagina haalt dan het eerste, sturen veel politici vooral op het voorkomen van te weinig ondersteuning. Het gevolg is dat de ondersteuning onnodig duur wordt.

Alexis de Toqueville, frans filosoof en politicus uit de 19e eeuw, had het antwoord al: "we moeten radicaal decentraliseren". Zo brengen we vraag en aanbod dicht bij elkaar, zodat er maatwerk geleverd kan worden. Het zorgt er ook voor dat de vragers alleen het noodzakelijke vragen om buren, familie en kerkgenoten niet teveel te belasten. Het zorgt er ook voor dat de hulpaanbieder de hulpvrager kent en zo beter kan inschatten welke oplossing het beste bij de situatie past.

Wat mij betreft zijn de participatiemaatschappij en in het verlengde daarvan de decentralisaties van het sociaal domein naar de gemeenten een prima stap in de goed richting.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten