donderdag 24 april 2014

Belasting als oplossing

Zo is het maar net, Matthijs Bouwman:

Maar ontken niet dat voor sommige maatschappelijke problemen de Belastingdienst niet het probleem, maar de oplossing is. Zijlstra schrijft dat het niet aan de overheid is om gehaktballen te belasten zodat we minder vlees gaan eten. Maar misschien moeten we dat juist wél doen. Als vlees goedkoop verkocht kan worden, omdat een deel van de productiekosten — milieuschade van veevoerproductie, overbemesting — niet in de prijs zit, is een belasting op gehaktballen een uitstekend idee. Zeker als je met de opbrengst de belasting op arbeid kunt verlagen. Of de subsidie op zonnepanelen verhogen.

Zie het volledige artikel op: http://fd.nl/economie-politiek/columns/mathijs-bouman/614930-1404/belast-de-gehaktbal

woensdag 23 april 2014

Waarom willen wij een minimumloon?

Eerst maar even wat achtergrond (gekopieerd van Wikipedia):
Het minimumloon is het laagste bedrag dat een werkgever wettelijk verplicht is aan een werknemer als loon te betalen. Een minimumloon kan zijn uitgedrukt als uurloon, of loon per maand of per week. Het minimumloon is altijd uitgedrukt als brutoloon, zonder inhouding van belastingen en sociale zekerheidsbijdragen.

Binnen de Europese Unie hebben 20 van de 27 lidstaten een minimumloon. De zeven EU-landen die geen minimumloon kennen zijn Duitsland, Oostenrijk, Denemarken, Finland, Zweden, Italië en Cyprus. Deze landen laten met onder meer Noorwegen en Zwitserland de bepaling van een minimumloon over aan werkgevers- en werknemersorganisaties.

Over de economische effecten van het minimumloon bestaat geen consensus onder economen.

Tegenstanders van het minimumloon wijzen er op dat het minimumloon werkloosheid veroorzaakt, omdat werkgevers geen werknemers zullen aannemen tegen het minimumloon als de arbeidsproductiviteit van die mensen dat loon niet rechtvaardigt. Het minimumloon is feitelijk een verbod om bepaalde werkzaamheden tegen een marktconform loon te verrichten. Het instellen van een minimumloon (in feite een minimumprijs voor arbeid) zou dan ook leiden tot een hogere werkloosheid onder mensen met een lage productiviteit doordat werkgevers naar goedkopere alternatieven gaan zoeken zoals mechanisering, outsourcing of automatisering.

Voorstanders stellen juist dat een minimumloon niet altijd tot werkloosheid hoeft te leiden. Sommige arbeid kan niet of maar moeilijk geautomatiseerd of aan het buitenland uitbesteed worden. Voorbeelden zijn werk in de horeca en in de agrarische sector. Ook zou een minimumloon bijdragen aan een algehele verhoging van de arbeidsproductiviteit in een land. Mechanisering en automatisering leiden tot een hogere arbeidsproductiviteit van de werkenden. Scholing van arbeiders wiens arbeidsproductiviteit niet boven het minimumloon uitkomt, wordt voor werkgevers een goede investering. Een verhoging van de arbeidsproductiviteit geeft een land een concurrentievoordeel.

Het minimumloon is dus geen vanzelfsprekendheid. Maar, kloppen de argumenten van de voorstanders wel?

Ten eerste het argument dat het minimumloon niet tot werkloosheid leidt. Sommige dingen moeten nu eenmaal gedaan worden, is het argument. Maar het kan ook niet gedaan worden. Wanneer de arbeidskosten te hoog zijn, zullen er minder horeca-gelegenheden komen. Ook zullen agrariërs minder snel geneigd zijn uit te breiden.

Het argument van verhoogde arbeidsproductiviteit is correct. Of moet ik zeggen: was correct. In de twintigste eeuw is volgens Peter Drucker de arbeidsproductiviteit  van de fabriekswerker vervijftigvoudigd. Hij stelt dat verdere productiviteitswinst in de 21e eeuw vooral bij de kenniswerker vandaan moet komen. En het minimumloon heeft geen effect op de kenniswerker, omdat deze meestal goed opgeleid is en sowieso al meer dan het minimumloon verdient.

Maar er zijn ook argumenten voor, die Wikipedia niet noemt. De eerste is uitbuiting van laaggeschoold personeel. Door een minimum te stellen, kunnen werknemers niet voor hongerloontjes te werk worden gesteld. Dit argument gaat echter over inkomensnivellering. En inkomensnivellering mag m.i. niet over de rug van de ondernemers plaats vinden. Als je dan toch wil nivelleren, doe het dan via de belastingen. Daarnaast zal de onderhandelingspositie van de werknemer sterker worden bij een kleinere werkloosheid. Er zal daardoor een balans ontstaan tussen vraag en aanbod op een niveau waar werkgevers en werknemers vrede mee hebben.

Een tweede argument, dat Wikipedia niet noemt, is dat werken moet lonen boven een uitkering. Wanneer de lonen dalen onder het bijstandsniveau is de (economische) prikkel om te gaan werken weg. Ook hier geldt dat dit via de belastingen op te lossen is.

Kortom, er zijn geen sterke argumenten voor een minimumloon. Er is ook niet overal, zelfs niet binnen de EU, een minimumloon. En een aantal van die landen heeft toch een sterke economie. Zullen we het minimumloon dan toch maar afschaffen?

dinsdag 22 april 2014

Participatiemaatschappij gaat over meedoen

Vandaag in de Correspondent een artikel over de Participatiemaatschappij.

Het legt erg de nadruk op wat er allemaal niet kan, terwijl er ook heel veel zaken zijn die we wel samen kunnen oplossen.

Voor mij gaat de Participatiemaatschappij niet over je-familie-vrienden-en-buren-moeten-het-maar-regelen-aanpak. De participatiemaatschappij gaat over iedereen-kan-mag-en-moet-meedoen. Voor mij gaat het o.a. over de verplichting tot "vrijwilligers"-werk voor mensen met een uitkering. Voor mij gaat het over arbeidsparticipatie voor mensen met een handicap of mensen zonder passende opleiding.

Eerder schreef ik al dat de Participatiemaatschappij geen doe-hetzelf-maatschappij moet worden, maar een maatschappij waarin meedoen belangrijker is dan winnen.

woensdag 16 april 2014

De rijkste 5 nederlanders zijn hun geld meer dan waard

Eerder deze week haalde ik al een artikel uit de Volkskrant aan over de scheve verdeling van het vermogen in Nederland. Laten we eens kijken naar de rijkste 5 Nederlanders. Zij zijn allen ondernemers, heel rijk en zij creëerden veel banen:

1. Charlene de Carvalho-Heineken, 70.000 banen
2. Frits Goldschmeding, 29.000 banen
3. Dik Wessels, 16.000 banen
4. John de Mol, 600 banen
5. Wijnand Pon, 11.000 banen

Samen dus goed voor 126.000 banen. Dat scheelt de overheid per jaar € 1,5 miljard aan uitkeringen. En dan heb ik het niet eens over de banen die zij bij toeleveranciers creëerden.

Als ze dat niet gedaan hadden, zou dat de overheid (en dus de belastingbetaler) alleen deze eeuw al bijna € 20 miljard extra hebben gekost (en hun bedrijven bestaan al langer). Samen bezitten zij € 16,3 miljard. Dus zelfs volledig kaal plukken zou nog niet voldoende zijn om deze extra uitkeringen te financieren.

Verhoging van vermogensbelasting zou deze ondernemers bewegen om geen eigen bedrijf te starten of om dit in het buitenland te doen. Zij hebben immers bij de start van hun bedrijf een risico genomen. Tegenover deze 5 rijksten staan in 2013 alleen al 12.000 faillissementen. Deze 5 is het wel gelukt en zij hebben voor de BV Nederland heel veel geld verdient. Mogen zij er ook van profiteren?

maandag 14 april 2014

Verdeling rijkdom

Vandaag een artikel in de Volkskrant over de verdeling van vermogen. Het illustreert maar weer eens hoe je met cijfers kunt spelen.

De stelling is dat de vermogensverdeling in Nederland tussen 2008 en 2012 schever is geworden. Maar als je echt naar de cijfers kijkt, dan valt het volgende op:
1. Er wordt gezegd dat de verschuiving van één vijfde naar één kwart is (5 procent verschil dus), terwijl de exacte cijfers resp. 21,3 en 23,4% zijn (2 procent verschil dus).
2. Het totale vermogen van de rijksten is echter niet gegroeid. In 2012 is het 273 miljard, terwijl het in 2008 ook 277 miljard was (21,3% van 1300 miljard). Het probleem zit hem dus eerder in de daling van het vermogen bij de overige 99% van de bevolking. Lijkt me niet zo gek tijdens de crisis.
3. De pensioenen worden buiten beschouwing gelaten. Terwijl bijna de helft van al het vermogen in de pensioenen zit. Ik verwacht dat die rijkste 1% vooral ondernemers zullen zijn en dat die relatief weinig pensioen zullen hebben. Dit vertekent het beeld dus sterk.

De tendens van het artikel is dat de rijken weer rijker zijn geworden. Impliciet wordt daarbij bedoeld: ten koste van de armen. Ik heb al eerder over deze vorm van framing geschreven. Zie o.a. Nivelleerders en Wie is hier nu de graaier?

Volgens mij had de titel boven het stuk beter kunnen zijn: Iedereen heeft geld verloren in de crisis. Maar ja, dat is niet echt nieuws.

vrijdag 11 april 2014

Eigen woning is geen beleggingsobject


Vorig jaar schreef ik hier over de problemen van het onder water staan van hypotheken. De hypotheekschuld is hoger dan de waarde van de woning. De eigenaar kan de woning alleen verkopen door een restschuld te accepteren.

Door het aangaan van een hypotheek wordt iemand namelijk, naast eigenaar van een huis, ook een belegger. De waarde van het vastgoed dat hij bezit is immers aan marktwerking onderhevig. Stijging en daling van huizenprijzen merkt hij direct in zijn vermogen (bezittingen minus schulden). De waarde van de bezittingen verandert immers, maar de waarde van de schulden niets.

Nu is er niets mis met beleggen. Er zijn echter wel twee zaken waar je bij beleggen rekening moet houden:
1. Beleg nooit met geld dat je niet kunt missen.
Dat geldt dus zeker voor beleggen met geleend geld. Dat geld heb je sowieso niet. En een hypotheek aangaan is beleggen in vastgoed met geld dat je van de bank hebt geleend.
2. Beleg altijd in zaken die je op korte termijn kunt verkopen.
Als er dan een daling is, of wordt verwacht, kun je een klein verlies nemen om groter leed te vermijden. Bij een huis is dat (vaak) niet mogelijk. Ten eerste kost het tijd om een huis ter verkopen, zeker in een dalende markt. Daarnaast moet je toch ook ergens wonen. Er spelen dus ook andere motieven mee om het verkoopmoment te bepalen.

Met het aangaan van een hypotheek worden beide regels tegelijk overtreden. Dat is dus vragen om moeilijkheden, die veel mensen op dit moment dus ook hebben. Mensen die een beleggingshypotheek hebben genomen, hebben zelfs nog een extra risico genomen. Het vermogen dat zij opbouwen om de hypotheek af te lossen, loopt ook risico.

Moeten we dan geen hypotheken meer nemen? Ik denk het wel. Maar dat moet wel op een andere manier. Ten eerste zou niemand meer een beleggingshypotheek moeten nemen. Ten tweede zou de hypotheeknemer zich altijd moeten indekken tegen waardedaling. Er zou een beleggingsfonds hiervoor moeten komen dat in lijn loopt met de gemiddelde huizenprijs. Hypotheeknemers kunnen dan een put-opties op dit fonds kunnen nemen. Als het fonds in waarde daalt, omdat de huizenprijzen dalen, kunnen zij hun put-opties op dit fonds verzilveren en met de winst het verlies aanvullen.

Is daarmee het risico van de daling van de huizenprijzen verdwenen? Nee, zeker niet. Het ligt nu alleen bij personen en instellingen die op de beurs beleggen. Zij kunnen dit risico wel dragen en zij kunnen hun aandelen in het fonds per direct verkopen. En er zullen altijd mensen en instellingen zijn, die deze put-opties willen verkopen, als de prijs maar goed is. De huizenbezitter betaalt dus wel een prijs voor de put-opties, maar is wel van het risico af. Hij weet dus precies wat hij de komende jaren kan verwachten. Mogelijk zal hierdoor de rente, die hij aan de bank betaalt, lager worden. Het risico voor de hypotheekverstrekker is immers ook kleiner geworden.

Al met al zou de Nationale Hypotheek Garantie alleen nog mogen worden verstrekt aan mensen die zich indekken tegen waardedaling. En misschien moet dit ook wel voor de hypotheekrenteaftrek gelden.

woensdag 9 april 2014

Werkeloosheid


Z: Papa?
V: Ja, jongen.
Z: Wat is werkeloosheid?
V: Dat gaat over mensen die geen baan hebben, maar dat wel zouden willen.
Z: Waarom gaan ze dan niet voor een baas werken?
V: Dat proberen ze ook, maar er zijn meer werkzoekenden dan banen. Dus als alle banen ingevuld zijn, zijn er nog steeds werklozen over.
Z: Waarom nemen die bazen dan niet meer mensen aan?
V: Soms hebben ze gewoon niet meer werk. Soms zouden ze dat wel willen, maar is het gewoon te duur. Ze zouden dan meer aan loon moeten betalen dan het bedrijf ermee kan verdienen.
Z: Kunnen ze dan niet gewoon minder geld vragen?
V: Nee, we hebben in Nederland een minimum loon. Bazen mogen niet minder dan dat minimum loon betalen. Ook zijn er bij veel bedrijven afspraken gemaakt over de lonen. Ook daar moeten de bazen zich aan houden.
Z: Hoe komen deze werklozen dan aan hun geld?
V: Ze krijgen een uitkering. Dat betekent dat ze iedere maand geld krijgen van de overheid.
Z: Maar je hebt wel eens uitgelegd dat iedere euro die de overheid betaalt, van de mensen in het land komt.
V: Dat klopt. Dat gaat via de belastingen.
Z: Dus hoe meer werklozen, hoe meer belasting de mensen moeten betalen?
V: In principe wel.
Z: Dus als we het minimum loon omlaag doen, zijn er minder werklozen en hoeven we minder belasting te betalen. Dan houden we toch net zoveel geld over?
V: Tja, in principe wel.

dinsdag 8 april 2014

Nivelleerders

Vandaag in het FD een mooi opiniestuk van Annemarie van Gaal: Nivelleerders. Zij veegt de pan aan met nivelleerders, zoals ik al eerder deed in een eerdere blog: Wie is hier de graaier?.

Ze benoemt het jaloezie-argument, het belang van durfals en de financiële prikkel om te presteren.

donderdag 3 april 2014

Wie is hier de graaier?

Regelmatig verschijnen er artikelen waarin de maatschappelijke gevolgen van economische ongelijkheid worden beschreven. Vaak is de conclusie tweeledig: (a) de economische ongelijkheid groeit (en dat is niet eerlijk) en (b) naarmate de economische ongelijkheid groter is, neemt de sociale onrust toe.

Maar er lijkt iets vreemds aan de hand met de redeneringen. Er wordt bij deze redeneringen steeds gekeken naar inkomen en vermogen, beide uitgedrukt in euro's (of dollars bij internationale onderzoeken). Maar is rijkdom wel gelijk aan monetaire stromen?

De introductie van geld is begonnen als ruilmiddel. Iemand investeert tijd om iets te maken, wat hij zelf niet nodig heeft. Het verkoopt dit en zet zijn tijd daarmee om in geld. Vervolgens gebruikt hij zijn geld om dingen te kopen. Hij hoeft dan geen tijd te besteden om het zelf te maken. Hij ruilt zijn geld dus weer om voor tijd. Kortom economie gaat niet om het ruilen van geld, maar om het ruilen van tijd.

En het leuke van tijd is: iedereen heeft hier evenveel van! Hoe je het ook went of keert, er zitten 24 uren in een dag en 365 dagen in een jaar. Wat je met die tijd doet, daar gaat het om.

Iedereen zou zijn tijd zo moeten besteden dat het voor hem de meeste waarde oplevert (ik probeer termen als rijkdom, geluk en status te voorkomen). Het hele idee van arbeidsspecialisatie is dat we met elkaar meer waarde kunnen behalen, wanneer we niet allemaal zelf onze tafels timmeren of onze eigen belastingaangiftes doen. Door het werk te verdelen gaat het efficiënter, beter en bereiken we idealiter meer arbeidsvreugde.

Stel nu dat iemand in 1 uur een mooie tafel maakt. Iemand anders zou daar 2 uur mee bezig zijn en besluit om de tafel te kopen. Moet hij nu 1 of 2 uur voor de tafel betalen? Wanneer er iemand anders is die er zelf 3 uur mee bezig zou zijn, zou deze zelfs bereid zijn om 3 uur te betalen. Wanneer er dus meer vraag dan aanbod is, zal de hoogste bieder de tafel mogen kopen tegen zijn hoogste prijs.

Andersom geldt dat de man, die zelf 2 uur voor een tafel nodig heeft, de tafel ook bij een andere timmerman kan kopen. Deze heeft misschien maar 3 kwartier nodig om de tafel te maken. Als nu het aanbod groter is dan de vraag, zal de aanbieder met de laagste prijs de tafel mogen leveren. 

Nu vinden we mensen en bedrijven, die exorbitante winsten maken, graaiers. Maar kijk eens naar het voorbeeld, waar de vraag groter is dan het aanbod. Het prijsmechanisme zorgt ervoor dat de tafel terecht komt bij diegene die het meeste waarde (lees tijdsbesparing) behaalt door de tafel te kopen. Verkoop je hem voor 3 uur, dan zal degene die achter het net vist, 2 uur van zijn eigen tijd moeten investeren in zijn eigen tafel. Verkoop je hem voor 1 uur, de tijd die het gekost heeft, dan loop je de kans dat de tafel bij de verkeerde koper terecht komt. Nu moet die andere klant 3 uur van zijn eigen tijd investeren. Er is dus, maatschappelijk gezien, 1 uur verloren gegaan! Het prijsmechanisme zorgt er dus voor dat de gecreëerde waarde maximaal benut wordt.

Zo werkt het ook op de arbeidsmarkt. Bedrijven waarvoor ik een hoge toegevoegde waarde heb, zullen bereid zijn meer salaris te betalen. Als ik een baan neem bij de hoogst betalende werkgever, lever ik in principe dus meer toegevoegde waarde. Geld is daarmee geen maatstaf voor rijkdom en ongelijkheid meer. Geld is een ordenend principe geworden. Het zorgt ervoor dat mensen dingen doen, die waarde voor anderen oplevert. Dat is geen graaien, dat is gerechtigheid.

Nu zult u misschien zeggen: "makkelijk gezegd, maar met een hoge werkeloosheid, heeft de werkzoekende helemaal niet te kiezen tussen meer en minder betalende werkgevers". En dat klopt ook. Er is daar blijkbaar meer aanbod dan vraag. De toegevoegde waarde zit nu niet bij de leverancier van arbeid (de werknemer), maar bij de afnemer van arbeid (de werkgever). Het is dus de werkgever die werk organiseert en daarmee dus de bron van toegevoegde waarde is. Het is dus ook de werkgever die daarvoor beloond zou moeten worden. Hij maximaliseert waarde door de benodigde arbeid zo goedkoop mogelijk in te kopen.

En toch willen hele volksstammen aan inkomensnivellering doen. Mensen die geen waarde creëren eisen dat diegene die dat wel doen, een stukje van hun tijd afgeven. En, wat denk je, zal de uitkeringstrekker met deze tijd meer waarde creëren dan de belastingbetaler? Dit is geen gerechtigheid, dit is graaien.

Maar hoe zit het dan met die sociale onrust, die voortkomt uit economische ongelijkheid? Ik denk dat het een staaltje jaloezie en gevoel van onrechtvaardigheid is. Jaloezie is goed, dat kan een motor zijn om mensen aan de gang te krijgen. Dan wordt jaloezie geen negatieve emotie, maar een inspiratiebron. Het gevoel van onrechtvaardigheid wordt vooral ingegeven door vakbonden en "sociale" politieke stromingen. Zij framen loon naar werken als graaien. De linkse pers versterkt dit alleen maar. Daar moeten ze echt eens mee ophouden.