donderdag 3 april 2014

Wie is hier de graaier?

Regelmatig verschijnen er artikelen waarin de maatschappelijke gevolgen van economische ongelijkheid worden beschreven. Vaak is de conclusie tweeledig: (a) de economische ongelijkheid groeit (en dat is niet eerlijk) en (b) naarmate de economische ongelijkheid groter is, neemt de sociale onrust toe.

Maar er lijkt iets vreemds aan de hand met de redeneringen. Er wordt bij deze redeneringen steeds gekeken naar inkomen en vermogen, beide uitgedrukt in euro's (of dollars bij internationale onderzoeken). Maar is rijkdom wel gelijk aan monetaire stromen?

De introductie van geld is begonnen als ruilmiddel. Iemand investeert tijd om iets te maken, wat hij zelf niet nodig heeft. Het verkoopt dit en zet zijn tijd daarmee om in geld. Vervolgens gebruikt hij zijn geld om dingen te kopen. Hij hoeft dan geen tijd te besteden om het zelf te maken. Hij ruilt zijn geld dus weer om voor tijd. Kortom economie gaat niet om het ruilen van geld, maar om het ruilen van tijd.

En het leuke van tijd is: iedereen heeft hier evenveel van! Hoe je het ook went of keert, er zitten 24 uren in een dag en 365 dagen in een jaar. Wat je met die tijd doet, daar gaat het om.

Iedereen zou zijn tijd zo moeten besteden dat het voor hem de meeste waarde oplevert (ik probeer termen als rijkdom, geluk en status te voorkomen). Het hele idee van arbeidsspecialisatie is dat we met elkaar meer waarde kunnen behalen, wanneer we niet allemaal zelf onze tafels timmeren of onze eigen belastingaangiftes doen. Door het werk te verdelen gaat het efficiënter, beter en bereiken we idealiter meer arbeidsvreugde.

Stel nu dat iemand in 1 uur een mooie tafel maakt. Iemand anders zou daar 2 uur mee bezig zijn en besluit om de tafel te kopen. Moet hij nu 1 of 2 uur voor de tafel betalen? Wanneer er iemand anders is die er zelf 3 uur mee bezig zou zijn, zou deze zelfs bereid zijn om 3 uur te betalen. Wanneer er dus meer vraag dan aanbod is, zal de hoogste bieder de tafel mogen kopen tegen zijn hoogste prijs.

Andersom geldt dat de man, die zelf 2 uur voor een tafel nodig heeft, de tafel ook bij een andere timmerman kan kopen. Deze heeft misschien maar 3 kwartier nodig om de tafel te maken. Als nu het aanbod groter is dan de vraag, zal de aanbieder met de laagste prijs de tafel mogen leveren. 

Nu vinden we mensen en bedrijven, die exorbitante winsten maken, graaiers. Maar kijk eens naar het voorbeeld, waar de vraag groter is dan het aanbod. Het prijsmechanisme zorgt ervoor dat de tafel terecht komt bij diegene die het meeste waarde (lees tijdsbesparing) behaalt door de tafel te kopen. Verkoop je hem voor 3 uur, dan zal degene die achter het net vist, 2 uur van zijn eigen tijd moeten investeren in zijn eigen tafel. Verkoop je hem voor 1 uur, de tijd die het gekost heeft, dan loop je de kans dat de tafel bij de verkeerde koper terecht komt. Nu moet die andere klant 3 uur van zijn eigen tijd investeren. Er is dus, maatschappelijk gezien, 1 uur verloren gegaan! Het prijsmechanisme zorgt er dus voor dat de gecreëerde waarde maximaal benut wordt.

Zo werkt het ook op de arbeidsmarkt. Bedrijven waarvoor ik een hoge toegevoegde waarde heb, zullen bereid zijn meer salaris te betalen. Als ik een baan neem bij de hoogst betalende werkgever, lever ik in principe dus meer toegevoegde waarde. Geld is daarmee geen maatstaf voor rijkdom en ongelijkheid meer. Geld is een ordenend principe geworden. Het zorgt ervoor dat mensen dingen doen, die waarde voor anderen oplevert. Dat is geen graaien, dat is gerechtigheid.

Nu zult u misschien zeggen: "makkelijk gezegd, maar met een hoge werkeloosheid, heeft de werkzoekende helemaal niet te kiezen tussen meer en minder betalende werkgevers". En dat klopt ook. Er is daar blijkbaar meer aanbod dan vraag. De toegevoegde waarde zit nu niet bij de leverancier van arbeid (de werknemer), maar bij de afnemer van arbeid (de werkgever). Het is dus de werkgever die werk organiseert en daarmee dus de bron van toegevoegde waarde is. Het is dus ook de werkgever die daarvoor beloond zou moeten worden. Hij maximaliseert waarde door de benodigde arbeid zo goedkoop mogelijk in te kopen.

En toch willen hele volksstammen aan inkomensnivellering doen. Mensen die geen waarde creëren eisen dat diegene die dat wel doen, een stukje van hun tijd afgeven. En, wat denk je, zal de uitkeringstrekker met deze tijd meer waarde creëren dan de belastingbetaler? Dit is geen gerechtigheid, dit is graaien.

Maar hoe zit het dan met die sociale onrust, die voortkomt uit economische ongelijkheid? Ik denk dat het een staaltje jaloezie en gevoel van onrechtvaardigheid is. Jaloezie is goed, dat kan een motor zijn om mensen aan de gang te krijgen. Dan wordt jaloezie geen negatieve emotie, maar een inspiratiebron. Het gevoel van onrechtvaardigheid wordt vooral ingegeven door vakbonden en "sociale" politieke stromingen. Zij framen loon naar werken als graaien. De linkse pers versterkt dit alleen maar. Daar moeten ze echt eens mee ophouden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten