dinsdag 26 april 2016

Basisinkomen: Zou het ons verlossen van Poolse vrachtwagenchauffeurs?

Ons land is één van de rijkste landen ter wereld. Dat heeft voor een groot deel te maken met onze hoge productiviteit. Gemiddeld genomen wordt er veel geproduceerd en zijn de lonen ook relatief hoog. Die relatief hoge productiviteit geldt echter niet voor iedereen. Een Nederlandse vrachtwagenchauffeur zal nauwelijks productiever zijn dan bijvoorbeeld een Poolse.

De loonkosten van een Poolse chauffeur zijn echter wel veel lager. De levensstandaard in Polen is immers lager en een Pool zal met een lager loon genoegen nemen als een Nederlander. Met het loon van een Poolse chauffeur zal een Nederlander in Nederland niet uitkomen. Het loon van de Pool zal zelfs onder het minimum loon in Nederland uitkomen.

Stel je nu eens voor dat je een internationaal transportbedrijf hebt. Je chauffeurs rijden het hele continent door. Dus waar hun stand- of woonplaats is, zal niet relevant voor je zijn. Kies je dan een dure Nederlander? Een blik op de weg leert dat veel Nederlandse transportbedrijven dat niet doen.

Het is daarom zaak dat de loonkosten voor dit soort werk in Nederland omlaag gaan, om nog te kunnen concurreren op de arbeidsmarkt. Eerder legde ik al vanuit macro-economisch perspectief dat het basisinkomen voor lagere lonen zorgt. Vanuit micro-economisch perspectief is het verschil groter, met name voor lager opgeleiden, bijvoorbeeld vrachtwagenchauffeurs.

Door de invoering van het basisinkomen is in de eerste levensbehoefte van de Nederlander voldaan. Hij zal voor zijn werk dus minder geld hoeven te vragen om toch rond te kunnen komen. Het loon zal veel lager dan het huidige minimum loon kunnen liggen. Zo kunnen Nederlandse vrachtwagenchauffeurs beter concurreren op de internationale arbeidsmarkt.

En zo verbeterd natuurlijk onze concurrentiepositie niet alleen ten opzichte van Oost-Europese vrachtwagenchauffeurs, maar ook ten opzichte van Aziatische lage lonen landen, Indiase ICT-ers, Marokkaanse garnalenpellers etc. etc. etc.

dinsdag 19 april 2016

Asielzoekers kosten geen geld maar energie


De kosten voor de opvang van asielzoekers is vorig jaar gestegen naar 800 miljoen euro. In 2014 was dit nog 300 miljoen (zie bijvoorbeeld http://www.nrc.nl/nieuws/2016/04/13/kosten-opvang-asielzoekers-naar-800-miljoen). Dat klinkt als een flinke smak extra geld. Maar het is zo'n 30 euro per inwoner en minder dan 0,1% van ons BNP. Maar hebben we het er ook slechter door gekregen?

De extra kosten voor de opvang is voor een groot deel natuurlijk arbeid. Alleen het COA nam al bijna 2000 extra mensen aan. Van de 800 miljoen aan uitgaven van het COA is 200 miljoen personeel. Dat vloeit dus direct in de portemonnees van Nederlandse burgers (en voor een deel via de belastingen dus weer terug in de staatskist).

Bijna 400 miljoen gaat op aan materieel en kapitaalgoederen. Het merendeel daarvan zal ook bij Nederlandse bedrijven terecht komen. Die kunnen dus weer extra mensen aannemen en hun winsten gaan omhoog.

Totaal 140 miljoen wordt besteed aan gezondheidskosten. Ook hier zal dit voor een groot deel bij Nederlandse bedrijven worden besteed. Dit leidt dus ook tot meer banen, minder uitkeringen etc.

Dan blijft 70 miljoen over die, in de vorm van o.a. week- en kleedgeld, direct aan de asielzoekers wordt uitgekeerd. Maar ook zij zullen die 70 miljoen weer voor een flink deel in Nederland besteden.

Er wordt dus flink wat belastinggeld uitgegeven aan de opvang van asielzoekers. Maar een flink deel hiervan komt uiteindelijk op de bankrekeningen van burgers en bedrijven terecht. We hebben daar wel met z'n allen iets harder voor moeten werken: ongeveer 0,1%, dat is 2 uur per persoon per jaar. En zeker met een werkeloosheid van zo'n 5% is dit toch niet echt een probleem.

Het is niet de bedoeling van deze blogpost om een discussie te voeren over de wenselijkheid van de opvang van tienduizenden asielzoekers in Nederland. Maar op het argument, dat het teveel geld kost, is best wat af te dingen. Asielzoekers kosten meer energie van burgers dan geld.

vrijdag 15 april 2016

Basisinkomen: zullen uitvoeringskosten echt omlaag gaan?

Een veel gehoord argument voor de invoering van het Basisinkomen is dat de uitvoeringskosten veel lager zijn dan die van het huidige stelsel van sociale zekerheid. Dat klinkt op zich logisch. Minder regels betekent minder uitvoeringskosten. Een onvoorwaardelijk Basisinkomen neemt ook de noodzaak van fraudebestrijding en toetsing op rechtmatigheid weg.

Maar een Basisinkomen is natuurlijk niet helemaal onvoorwaardelijk. Vergelijk het maar eens met de kinderbijslag. Ieder kind (of eigenlijk de ouders) ontvangt kinderbijslag, zonder voorwaarden. En toch is hier regelmatig fraude geconstateerd. Er zijn wel degelijk regels om voor kinderbijslag in aanmerking te komen. De kinderen moeten bijvoorbeeld wel bestaan. En er moet een relatie met Nederland zijn. Dit geldt ook voor het Basisinkomen. We zullen toch niet aan iedere Belg die zich meldt een uitkering geven?

Het doel van het Basisinkomen is om iedereen deel te kunnen laten nemen aan onze maatschappij. Als het Basisinkomen ertoe leidt dat mensen thuis op de bank gaan zitten, mist het zijn doel. Om die reden zal er nog steeds, zoals dat nu ook in de Participatiewet is vastgelegd, getoetst moeten worden of mensen wel hun best doen om een bijdrage naar vermogen te leveren. Nu kan het uiteindelijk leiden tot het stoppen van de uitkering en dat zal met het Basisinkomen niet meer kunnen. Maar de Tegenprestatie van de Participatiewet kan als maatregel ook na invoering van het Basisinkomen nog gewoon worden opgelegd. Ook hier zijn uitvoeringskosten mee gemoeid.

Tegenstanders van het Basisinkomen zeggen ook wel dat het zwart werken in de hand werkt en dat hierdoor de uitvoeringskosten van handhaving omhoog gaan. Dat is niet zo een heel sterk argument. Er is nu ook een financieel gewin te behalen met belastingontduiking en dat zal straks niet anders zijn. Dat moet dus nog steeds gehandhaafd worden. Door de vermindering van het aantal regels, zal de handhaving mogelijk wel eenvoudiger worden. Dat is dus goedkoper.

vrijdag 8 april 2016

Basisinkomen: Arbeid wordt goedkoop

Dat het basisinkomen invloed gaat hebben op de kosten van arbeid lijkt voor zowel voor- als tegenstanders vast te staan. En dat is ook wel logisch. Wanneer je de beloning van arbeid (of de beloning van het niet arbeiden) aanpast, zal dat een effect hebben op de vraag naar en aanbod van werk.

Er zijn mensen die zeggen dat arbeid goedkoper wordt. Met de invoering van het basisinkomen, is er immers geen noodzaak meer om een minimumloon te hebben. Ook zeer laagbetaalden hebben immers als basis hun basisinkomen. De salarissen kunnen dus omlaag. Uiteraard geldt dit alleen aan de onderkant van de markt. Het basisinkomen wordt meestal gecombineerd met een vlaktaks. Dit zorgt ervoor dat mensen met een hoger inkomen meer belasting betalen dan met een lager inkomen. Afhankelijk van het percentage van de vlaktaks, kunnen mensen met een hoger salaris dus zelfs meer belasting betalen (ik zal volgende week uitleggen dat dit niet noodzakelijk is!).

Er zijn ook mensen die zeggen dat arbeid juist duurder wordt. Doordat mensen al een basisinkomen hebben, wordt een gedeelte van de financiële prikkel weggenomen om te gaan werken. Alleen als de lonen omhoog gaan, zal deze prikkel weer zijn werk gaan doen.

Het lastige aan deze discussie, is dat het basisinkomen ook een effect kan (zal) hebben op het prijsniveau. Hogere lonen betekenen hogere prijzen. Hogere prijzen betekent inflatie en dat gaat normaal gesproken ten koste van de wisselkoers van de valuta van een land. Maar in ons geval zitten we in de Euro en zal ons relatief kleine landje maar heel beperkt invloed op de euro hebben. Daarnaast bewegen prijzen en lonen zich meestal in dezelfde richting zodat een deel ook nog tegen elkaar kan worden weggestreept.

Laten we beginnen met het tweede argument: arbeid wordt duurder, omdat mensen al een (basis)inkomen hebben. Dit is natuurlijk niet nieuw. Mensen die vanuit een uitkering gaan werken, hebben ook al een inkomen. Ja, ze worden achter hun broek gezeten om aan het werk te gaan. Maar de financiële prikkel is het verschil tussen de netto uitkering en het netto loon. Deze is nu al zeer klein. Hoe groot deze wordt na invoering van het basisinkomen, is afhankelijk van de hoogte van het basisinkomen.

Het eerste argument houdt meer steek. Het wordt mogelijk om voor zeer lage lonen te gaan werken. Mensen die voorheen nog vervelend werk deden, omdat ze met leuk werk niet voldoende verdienden, kunnen nu wel de stap naar leuk werk maken. De prikkel om aan het werk te gaan vanuit arbeidsvreugde neemt dus enorm toe. Er zullen dus voor veel banen meer kandidaten zijn, hetgeen de lonen zal drukken.

Door het wegvallen van het minimumloon zal ook de concurrentie vanuit (Europese) arbeidsmigranten groter worden. Zij kunnen nu beter op prijs concurreren, omdat de ondergrens van het minimumloon is weggevallen. Ook dit zal een drukkend effect op de lonen hebben.

Kortom: mijn verwachting is dat arbeid goedkoper zal worden.




Volgende week vrijdag beschouw ik een ander genoemd voordeel van het basisinkomen: het terugdringen van de uitvoeringskosten.

vrijdag 1 april 2016

Is het basisinkomen liberaal?


Over het gehele politieke spectrum van links naar rechts lijken de meningen over het Basisinkomen verdeeld te zijn. In dit artikel sta ik stil bij de vraag of het Basisinkomen liberaal is. Het antwoord daarop lijkt triviaal: een overheidsinmenging van 70 miljard is niet liberaal. Maar relevanter is de vraag: is het Basisinkomen liberaler dan het huidige stelsel van sociale zekerheid?

Laten we een stelsel van sociale zekerheid, gebaseerd of het Basisinkomen (ik zal het hierna gewoon Basisinkomen noemen) eens vergelijken met het huidige stelsel. Ik gebruik daarbij de 5 kernwaarden van de VVD:
1. Vrijheid. Het basisinkomen levert meer vrijheid op. Er zijn minder regels en verplichtingen voor de werklozen. Of de vrijheid van de werkenden er ook onder lijdt, is afhankelijk van de exacte invoering. Als er een nivellerend effect vanuit gaat, gaat het ten koste van de vrijheid van de belasting betaler (die heeft minder geld vrij te besteden). We streven dus naar een Basisinkomen zonder nivellering.
2. Verantwoordelijkheid. Door het wegnemen van verplichtingen komt de verantwoordelijkheid weer te liggen waar wij liberalen hem graag hebben: bij het individu. Of mensen ook daadwerkelijk invulling geven aan die verantwoordelijkheid, is weer een heel ander vraagstuk. Ik vraag me af of onze huidige regels en plichten daar op dit moment een wezenlijke bijdrage aan leveren. Veel gemeenten hebben bijvoorbeeld de tegenprestatie ingevoerd, maar passen die in praktijk nauwelijks toe. Hoezo dwang?
3. Sociale rechtvaardigheid. Gratis geld voor hen die niets doen. Dat klinkt niet mooi, maar is nu al werkelijkheid. Ook de bijstand is gratis geld. Weliswaar met flankerend beleid, maar toch geld zonder dat er iets tegenover staat. Wat wel sociaal rechtvaardiger is aan het Basisinkomen is dat mensen, die gaan werken, er ook echt financieel op vooruit gaan. Daarnaast is ons land (tenminste de natuurlijke hulpbronnen) volgens Constanza e.a. zo'n 40 miljard euro per jaar waard (zie http://www.esd.ornl.gov/benefits_conference/nature_paper.pdf). Dat is ongeveer 3.000 euro per volwassene per jaar. Het lijk mij rechtvaardig dat we die waarde gelijk onder de inwoners verdelen, want de natuur is van ons allemaal.
4. Gelijkwaardigheid. Een basisinkomen is gelijkwaardiger dan ons huidige stelsel. Nu is je uitkering afhankelijk van een aantal factoren. Bijvoorbeeld of je samenwoont en of je spaargeld hebt.
5. Verdraagzaamheid. Vanuit verdraagzaamheid zou je de keuzes, die anderen maken, moeten respecteren. Ik moet toegeven dat dat voor mij makkelijker gaat wanneer iemand in het Basisinkomen de ruimte vindt om weer naar school te gaan of een bedrijf te starten, dan wanneer iemand ervoor kiest de hele dag op de bank te gaan zitten. Maar het blijft de keuze van het individu.
Kortom: wanneer je het Basisinkomen vergelijkt met het huidige stelsel van sociale zekerheid, is het Basisinkomen liberaler.