donderdag 18 december 2014

Ondernemers en graaiers

Er is afgelopen tijd veel gezegd over het werk van Thomas Piketty. Ook James Robinson, hoogleraar politieke economie aan Harvard, roert zich in deze discussie (zie https://blendle.nl/i/nrc-handelsblad/het-ongelijk-van-piketty/bnl-nrc-20140913-1417542).

Robinson maakt onderscheid tussen extractieve en inclusieve instituties. Extractieve instituties onttrekken hulpbronnen aan de economie ten faveure van een kleine elite. Voorbeelden daarvan zijn de oligarchen in Rusland en een aantal dictators in Afrika. Inclusieve instituties richten zich op ruime toegang tot onderwijs en de markt, autonome organisaties van vrije burgers, onwrikbare eigendomsrechten, een combinatie van politiek pluralisme en een sterke overheid.

Vanuit dit oogpunt kun je stellen dat ook in ondernemersland dit onderscheid gemaakt kan worden. De meeste ondernemers richten zich primair op winstmaximalisatie. Winst maak je doordat de omzet hoger is dan de kosten. Dit kun je doen door de productie te verhogen of door je marges groter te maken.

Het verhogen van de productie zou je inclusief kunnen noemen. Door betere of goedkopere producten te maken, kun je meer verkopen. De kopers worden hier ook blij van, want ze krijgen voor hetzelfde geld betere producten of dezelfde producten voor een lagere prijs. Er wordt dus meer waarde gecreëerd voor producenten én afnemers. Sommige concurrenten, die het minder goed doen, hebben er nadeel van. Hun nadeel is echter kleiner dan het voordeel van de winnaars en afnemers. Daarnaast wordt er meer geproduceerd en dat is goed voor de arbeidsmarkt.

Extractieve ondernemers richten zich op het verhogen van hun marges. Dat is wat bijvoorbeeld Albert Hein doet door steeds scherper in te kopen bij hun leveranciers. Andere bedrijven doen het door een steeds grotere positie in de markt te verwerven, bij voorkeur tot het niveau waarin zijn monopolist worden. Maar dit is een zero-sum-game. Verhogen van de winsten gaat ten koste van iemand anders. In het geval van Albert Hein ten koste van de leveranciers. In het geval van de monopolisten ten koste van de concurrentie en de consument.

Wij zouden gebaat zijn bij een belastingstelsel waarin inclusieve ondernemers beloond worden en extractieve niet. Een model waarin productie beloond wordt, maar het uitnutten van een economische machtspositie niet. We zouden eens moeten denken aan een progressief belasting stelsel voor vennootschappen. Niet per sé grote bedrijven zwaarder belasten dan kleine bedrijven, maar excessieve marges zwaarder belasten dan normale marges. De bedrijven zullen dan eerder genegen zijn om excessieve marges te investeren in innovatie en efficiëntie verbetering, waardoor ze automatisch meer maatschappelijke waarde gaan leveren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten